Geluk is een werkwoord. Het is niet iets dat de één wel en de ander niet heeft. Onderzoek laat zien dat je voor een deel zelf invloed hebt op hoe gelukkig je je voelt. En, gelukkig voor ons, komen de onderzoekers ook met hele praktische tips.
“De wetenschap van het welbevinden”.
Misschien is dat wel de beste omschrijving voor de positieve psychologie.
Het gaat in de positieve psychologie niet om trucjes om je eventjes wat gelukkiger te voelen. Het gaat om wetenschappelijk onderzoek naar wat welbevinden eigenlijk is en wat daar duurzaam aan bijdraagt.
Als ik voor iets belangrijks naar de dokter ga, dan ben ik altijd blij dat zij of hij zich baseert op goed onderzoek. Fijn dat we in een land leven waar je niet zomaar wat ‘aandoktert’, maar waarbij de zorg een gedegen basis kent.
Op dezelfde manier probeer ik ook te kijken naar mijn eigen vak. Ons welbevinden, op het werk en thuis, dat is iets kostbaars. Ons welbevinden verdient het om serieus genomen te worden. Daarom baseer ik me in mijn werk op onderzoek.
Tegelijk realiseer ik me dat de waarde uiteindelijk vooral ligt in de toepassing. Kun je er iets mee in de praktijk? Daarom doceer ik alleen dingen die ik zelf ook heb gezien en getest. Want als ik heb ervaren dat het werkt voor mij, kan ik er ook met overtuiging over spreken naar anderen.
Vervolgens probeer ik mensen in mijn trainingen zover te krijgen dat ze in ieder geval eens een experiment gaan doen. Gewoon eerlijk en kritisch kijken of een bepaalde tip voor jou werkt, in jouw situatie.
Positieve psychologie richt zich op veel meer dan geluk. Het gaat ook over begrippen als optimisme en veerkracht (essentieel in de preventie van burnout). En het gaat over de hele praktische vraag hoe we ons werk plezieriger, beter en zinvoller kunnen maken. Een vraag die – understatement van het jaar – niet alleen mij bezighoudt.